Aal

Herkenning: Het lichaam is slangachtig van vorm. De borstvinnen bevinden zich direct achter de kop. Op het achterste deel van het lichaam is, zowel onder als boven, een vinzoom aanwezig die uitloopt in de staartpunt. Buikvinnen ontbreken.
Verspreiding: Algemeen. Trekt meestal als glasaal van ca. 6 cm lengte vanuit zee de binnenwateren in. Volwassen exemplaren trekken terug naar zee om zich voort te planten. De glasaalintrek is tegenwoordig sterk verminderd.
Voedsel: Het voorkeursvoedsel bestaat uit insectenlarven en kleine kreeftachtigen. Grote exemplaren eten ook wel visjes en weekdieren.
Lengte tot circa: 125cm



Afrikaanse meerval

Herkenning: De afgeplatte kop telt 8 bekdraden aanwezig.
Verspreiding: Uitheems. Wordt op enkele plaatsen in ons land gekweekt. Is in het recente verleden in een aantal wateren terecht gekomen. De overlevingskans in de winter is nihil.
Lengte tot circa: 130cm



Alver

Herkenning: De bek is bovenstandig. Op de zijlijn liggen 48-55 schubben. De kleur is opvallend zilverachtig.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt met name in de rivieren meer algemeen voor.
Voedsel: insecten, insectenlarven en dierlijk plankton.
Lengte to circa: 25cm



Amerikaanse hondvis

Herkenning: over de staartwortel loopt een donkere band. De vinnen bij de staartvin zijn bolrond. De rugvin ligt ver naar achteren.
Verspriding: Uitheems zeldzaam. Komt oorspronkelijk uit Noord Amerika. In Noord-Brabant en Limburg plaatselijk vrij algemeen aanwezig in vennen en beken. Is goed bestand tegen verzuring van het water.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, wormpjes, kleine kreefachtigen en visbroed.
Lengte tot circa: 15cm



Baars

Herkenning: De 2 rugvinnen zijn gescheiden, waarvan de voorste uitsluitend harde stekels heeft. Op de achterzijde van de voorste rugvin bevindt zich een zwarte vlek. Over het lichaam lopen een aantal verticale, donker banden.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in niet te troebele wateren.
Voedsel: Eet allerlei dierlijk voedsel, maar boven een lengte van 15cm vooral vis.
Lengte tot circa: 50cm



Barbeel

Herkenning: De bek is onderstandig met dikke uitstulpbare lippen. Er zijn 4 bekdraden aanwezig, waarvan 2 op de bovenlip en 1 in elke hoek van de bek. De rand van de rugvin is hol ingesneden.
Verspreiding: Zeldzaam. Wordt hoofdzakelijk aangetroffen in het stroomgebied van de Limburgse Maas, maar komt in andere grote rivieren ook voor.
Voedsel: Vooral insectenlarven, wormpjes en weekdieren.
Lengte tot circa: 70cm



Beekforel

Herkenning: Op het lichaam komen rode en zwarte vlekken voor, die meestal blauw of wit zijn omzoomd. Bovengenoemde vlekken ontbreken op de staartvin. Er is een vetvin aanwezig.
Verspreiding: Zeldzaam. In verschillende beken wordt getracht door uitzettingen een natuurlijke forellenstand terug te krijgen. Ook komt beekforel door uitzettingen voor in het Veerse meer.
Voedsel: Voornamelijk insecten, insectenlarven, kreefachtigen en soms kleinde vissen.
Lengte tot circa: 100cm



Beekprik

Herkenning: De zuigbek van een volwassen beekprik is voorzien van een raspschijf, deze is bezet met een klein aantal, nauwelijks zichtbare tandjes. Er zijn aan elke zijde 7 kieuwopeningen. De beide rugvinnen zijn vrijwel aaneengegroeid.
Verspreiding: Zeldzaam. Komt plaatselijk voor in beken. De larve van de beekprik (herkenbaar door het ontbreken van de ogen) leeft vrijwel geheel ingegraven in de bodem.
Voedsel: Larven en andere kleine voedseldeeltes, die ze uit het langssstromende water filteren. Volwassen exemplaren voeden zich niet en leven slechts enkele maanden.
Lengte tot circa: 16cm



Bermpje

Herkenning: Er zijn 6 bekdraden van ongelijke lengte aanwezig, waarvan 4 op de bovenlip en 2 in de hoeken van de bek. Lichaam en vinnen zijn onregelmatig vaag gevlekt. De voorzijde van de rugvin bevindt zich voor de voorzijde van de buikvinnen.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Het bermpje komt in veel beken op zandgrond vrij talrijk voor.
Voedsel: Voornamelijk kleine diertjes zoals insectenlarven en wormpjes.
Lengte tot circa: 15cm



Bittervoorn

Herkenning: Op de korte, onvolledige zijlijn liggen 34-38 schubben. Op de achterzijde van het lichaam bevindt zich een horizontale blauw-groene streep. In het voorjaar zijn de vrouwtjes in het bezit van een zogenaamde legbuis.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt plaatselijk in groter aantal voor in schone stilstaande wateren. De bittervoorn is voor de voortplanting afhankelijk van de aanwezigheid van grote zoetwatermosselen.
Voedsel: Voornamelijk plantaardig materiaal, dierlijk plankton en insectenlarven.
Lengte tot circa: 10cm



Blankvoorn

Herkenning: De bek is eindstandig. Boven in het oog bevind zich een rode vlek. Voorzijde rugvin boven voorzijde buikvinnen. Op de zijlijn liggen 43-47 schubben.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in allerlei watertypen.
Voedsel: Voornamelijk slakjes en insectenlarven, soms plantdelen.
Lengte tot circa: 45cm



Blauwband

Herkenning: De bek is bovenstandig. Er is een, niet altijd goed zichtbare, donkere band van de neus tot aan de staart. Mannetjes zijn domkerder van kleur, in de paaitijd staalblauw. Kop en kieuwdeksels zijn dan violet en roodachtig.
Verspreiding: Uitheems, zeer zeldzaam. Vissoort uit oost-Azië. Breidt zich naar het westen uit. Is aangetroffen in beken en andere wateren in Noord-Limburg en in Maas en Rijn
Voedsel: Kleine kreeftachtigen, slakjes en algen.
Lengte tot circa: 7cm



Blauwneus

Herkenning: De blauwneus heeft een vlezige snuit. Het voorste gedeelte van de kop heeft een donkere, blauwachtige schijn. De anaalvin is langer dan bij de sneep, en zijn 20 tot 25 vinstralen. De onderstandige bek is hoefijzervormig. In de paaitijd heeft de blauwneus een blauwzwarte bovenzijde en buik en vinnen worden oranjerood.
Verspreiding: Uitheems, zeer zeldzaam. Uit Oost-Europa afkomstige riviervis, waarvan exemplaren gevangen zijn in de Neder-Rijn, het Rotterdamse havengebied en enkele Limburgse beken.
Voedsel: Allerlei bodemdiertjes.
Lengte tot circa: 50cm



Bot

Herkenning: De bek en de ogen van deze platvis staan scheef op de kop. De rug- en anaalvin zijn zeer lang. Op de zijlijn en op de basis van de rug- en anaalvin komen kleine beenknobbeltjes voor, die ruw aanvoelen als men hierover van staart naar kop strijkt.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt voor in zee en in brakke tot zoete wateren, die in zee uitmonden. Trekt als één- of tweejarige vis de zeeopeningen in.
Voedsel: Hoofdzakelijk kleine kreeftachtigen, wormpjes en kleine vis.
Lengte tot circa: 50cm



Brasem

Herkenning: Kleine exemplaren kunnen verward worden met de kolblei. Aantal rijen schubben boven de zijlijn bedraagt 12 tot 14. De oogdiameter is kleiner dan de afstand van het oog tot de punt van de bek. De bek is onderstandig en ver uitstulpbaar.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in allerlei watertypen.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, Kleine kreeftachtigen en wormpjes.
Lengte tot circa: 80cm



Bronforel

Herkenning: Over het gehele lichaam verspreid, inclusief de vinnen maar uitgezonderd de buik, komen zwarte stippen voor. Over beide zijden loopt een horizontale purperen band. Er is een vetvin aanwezig.
Verspreiding: Uitheems, vrij zeldzaam. Komt oorspronkelijk uit Noord Amerika. Wordt uitgezet in o.a. het brakke Veerse meer en sommige andere Delta-wateren. Uitzetting vindt ook plaats in kleine intensief beviste hengelwateren.
Voedsel: Voornamelijk insecten, insectenlarven, kreeftachtigen en soms kleine vissen.
Lengte tot circa: 100cm



Bruine Amerikaanse dwergmeerval

Herkenning: Kan worden verward met de zwarte Amerikaanse dwergmeerval. Er zijn 8 bekdraden aanwezig, waarvan 4 op de onderkaak, 2 in de hoeken van de bek en 2 op de kop. De stekels van de borstvinnen zijn aan de binnenkant sterk getand. Er is een vetvin aanwezig.
Verspreiding: Ingeburgerd, zeldzaam. Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. Komt plaatselijk voor in Noord-Brabant en Limburg. Wordt ook wel aangetroffen in het Hollandse plassengebied en in wateren rond Amsterdam. Wordt soms vrijgelaten uit aquaria.
Voedsel: voornamelijk insectenlarven, slakjes, visjes en soms plantendelen.
Lengte tot circa: 45cm



(Diklip)harder

Herkenning: Er zijn drie hardersoorten: De diklip, de dunlip en de goudharder. De drie soorten vertonen een grote gelijkenis. Er zijn 2 korte gescheiden rugvinnen, waarvan de voorste 4 stekels heeft. De brede bek is eindstandig.
Verspreiding: Harders, waarvan de diklip het meest algemeen is, komen vooral in de kustwateren voor. De minder algemene dunlip wordt ook wel sporadisch in het zoete water aangetroffen.
Voedsel: Hoofdzakelijk algen.
Lengte tot circa: 70cm



Driedoornige stekelbaars

Herkenning: Vóór de rugvin bevinden zich 2-4 stekels. Rug- en anaalvin bevinden zich ver naar achteren. De mannetjes hebben in de paaitijd een rode keel en buik en een blauw oog.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in zoete, brakke en zoute wateren. Een deel van de driedoornige stekelbaarzen zwemt vanuit zee het binnenland in om te paaien.
Voedsel: Voornamelijk dierlijk plankton.
Lengte tot circa: 10cm



Elft

Herkenning: Kan worden verward met de Fint. Zwarte schoudervlek, soms nog gevolgd door 1 of 2 zwarte vlekken. De ogen zijn bedekt met een doorzichtig vlies. Het lichaam is hoger gebouwd dan dat van een Fint.
Verspreiding: Zeer zeldzaam. Deze trekvis is uit onze wateren verdwenen.
Voedsel: Voornamelijk dierlijk plankton
Lengte tot circa: 70cm



Elrits

Herkenning: De bek is eindstandig. Op de zijden bevinden zich donkere vlekken. De mannetjes tonen in de paartijd een felgekleurd paaikleed.
Verspreiding: Zeer zeldzaam. Wordt plaatselijk in de Limburgse Geul en in een beek op de Oostelijke Veluwe aangetroffen.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven en kleine kreefachtigen.
Lengte tot circa: 13cm



Fint

Herkenning: Lijkt veel op de Elft. Zwarte schoudervlek, vaak gevolgd door een aantal zwarte stippen. De ogen zijn bedekt met een doorzichtig vlies.
Verspreiding: Zeldzaam. Komt soms voor in zoete wateren die (via sluizen) in zee uitmonden.
Voedsel: Bestaat voornamelijk uit dierlijk plankton en kleine vis.
Lengte tot circa: 55cm



Gestippelde alver

Herkenning: De bek is eindstandig. De zijlijn is gebogen en aan weerszijden omgeven door zwarte streepjes.
Verspreiding: Zeer zeldzaam. Reeds lang uit de Nederlandse wateren (riviertjes en beken) verdwenen. Onlangs echter weer ontdekt in enkele Limburgse beken.
Voedsel: insecten, insectenlarven, kleine kreeftachtigen en wormpjes.
Lengte tot circa: 15cm



Giebel

Herkenning: Op de zijlijn van de giebel of wilde goudvis komen 28-31 schubben voor. De eerste vinstraal is tamelijk hard en getand. De rand van de rugvin is hol ingesneden. De gekweekte goudvis is een kleurvariëteit van de giebel.
Verspreiding: Ingeburgerd, vrij zeldzaam. De giebel wordt in ons land plaatselijk aangetroffen in allerlei wateren.
Voedsel: Voornamelijk kleine diertjes en plantaardig materiaal.
Lengte tot circa: 45cm



Goudvis

Herkenning: Op de zijlijn van de goudvis komen 28-31`schubben voor. De eerste vinstraal is tamelijk hard en getand. De rand van de rugvin is hol ingesneden. De gekweekte goudvis is een kleurvariëteit van de giebel.
Verspreiding: Uitheems. Werd oorspronkelijk in China en Japan gekweekt. Komt in ons land voornamelijk als siervis voor in tuin- en parkvijvers. Ook vormvariëteiten zoals sluierstaarten, worden veelvuldig als siervis gehouden. Vaak losgelaten of ontsnapt.
Voedsel: Voornamelijk kleine diertjes en plantaardig materiaal.
Lengte tot circa: 30cm



Graskarper

Herkenning: Kan verward worden met de kopvoorn. Onder de zijlijn liggen 5 rijen schubben. Onderscheid zich van de karper door het ontbreken van bekdraden aan de stevige onderstaande bek en door de korte rugvin.
Verspreiding: Uitheems, vrij zeldzaam. Oorspronkelijk afkomstig uit China. Naar Nederland gehaald ten behoeve van waterplantenbeheer. Plant zich in ons land niet voort.
Voedsel: Bij voorkeur (zachte) waterplanten.
Lengte tot circa: 120cm



Grootkopkarper

Herkenning: De grootkopkarper lijkt sterk op spiegelkarper. De grootkopkarper heeft een kortere kiel onder de buik.
Verspreiding: Uitheems. Deze van oorsprong uit China afkomstige karper kan in ons land worden aangetroffen. Via de grote rivieren komt een enkele maal een uitgezet exemplaar van dit soort ons land binnen.
Voedsel: Voornamelijk algen.
Lengte tot circa: 100cm



Grote marene

Herkenning: Er is een vetvin aanwezig. De bek is vrijwel onderstandig, de bovenkaak steekt voor de onderkaak uit. Op de zijlijn liggen 95-98 schubben.
Verspreiding: Uitheems, zeer zeldzaam. Wordt zo nu en dan in de Nederlandse wateren aangetroffen.
Voedsel: Voornamelijk dierlijk plankton.
Lengte tot circa: 70cm



Grote modderkruiper

Herkenning: 10 bekdraden aanwezig, waarvan 4 op de onderlip, 2 in de hoeken van de bek en 4 op de bovenlip. Over het lichaam lopen donkere banden in lengterichting.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt voor in vele wateren maar is zelden talrijk.
Voedsel: Voornamelijk bodemdiertjes zoals wormpjes en insectenlarven.
Lengte tot circa: 25cm



Gup

Herkenning: Vorm en kleur van de gup zijn vooral bij mannetjes zeer variabel.
Verspreiding: Uitheems, zeer zeldzaam. Oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika. In ons land ingevoerd al aquariumvis. Losgelaten exemplaren handhaven zich door koelwater verwarmde wateren bij enkele industreën en elektriciteitscentrales.
Lengte tot circa: Mannetjes 3cm, vrouwtjes 6cm



Houting

Herkenning: Lange vlezige neus boven kleine onderstandige bek. 80-90 schubben op de zijlijn. Er is een vetvin aanwezig.
Verspreiding: Zeer zeldzaam. Kwam vroeger voor in de grote rivieren, maar is nu verdwenen uit de Nederlandse binnenwateren. Vanaf 1997 weer enkele meldingen in Ijselmeer en Waal.
Voedsel: Dierlijke organismen, met voorkeur voor dierlijk plankton.
Lengte tot circa: 50cm



(Schub)Karper

Herkenning: In de Nederlandse wateren komen van de karper 4 verschillende beschubbingstypen voor. Deze typen worden aangeduid als schubkarper, spiegelkarper, rijenkarper en naaktkarper. Er zijn 4 bekdraden aanwezig, waarvan 2 in de hoeken van de bek en 2 kortere op de bovenlip. De rand van de rugvin is hol ingesneden. De voorste vinstraal van de rugvin is stevig en getand. De rijenkarper is van de andere karpertypen te onderscheiden door het voorkomen van enkele rij grote schubben op de zijlijn. De naaktkarper is van de andere karpertypen te onderscheiden doordat geen of slechts enkele schubben aanwezig zijn.
Verspreiding: Ingeburgerd, algemeen. Komt door uitzettingen in veel wateren voor.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen, weekdieren en wormpjes.
Lengte tot circa: 120cm



Kleine marene

Herkenning: Er is een vetvin aanwezig. Op de zijlijn liggen 82-84 schubben. De bek is bovenstandig.
Verspreiding: Uitheems, zeer zeldzaam. Is in de 20e eeuw enkele malen in ons land aangetroffen.
Voedsel: Voornamelijk dierlijk plankton.
Lengte tot circa: 30cm



Kleine modderkruiper

Herkenning: Er zijn 6 korte bekdraden, waarvan 4 op de bovenlip en 2 in de hoeken van de bek. Op de flanken ligt een rij grote donkerbruine vlekken. Ook de kop, de rug en de rug- en staartvin zijn gevlekt. Onder het oog bevindt zich een gevorkt stekeltje.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt plaatselijk, soms talrijk, voor in uiteenlopende watertypen, maar heeft een voorkeur voor schone, heldere wateren.
Voedsel: Voornamelijk kleine diertjes zoals insectenlarven en wormpjes.
Lengte tot circa: 13cm



Kolblei

Herkenning: Wordt vakk verward met kleine exemplaren van de brasem. Aantal rijen schubben boven de zijlijn bedraagt 8 tot 10. De oogdiameter is groter dan de afstand van het oog tot de punt van de bek.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in allerlei watertypen.
Voedsel: voornamelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen, wormpjes en dierlijk plankton.
Lengte tot circa: 35cm



Kopvoorn

Herkenning: Kan worden verward met de graskarper. Onder de zijlijn liggen 3-4 rijen schubben. Het lichaam is cilindrisch, de kop tamelijk plat en breed. De anaalvin is bolrond.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Wordt hoofdzakelijk aangetroffen in het stroomgebied van de Limburgse Maas. Komt ook elders in de grote rivieren en een aantal beken voor.
Voedsel: insecten, insectenlarven, weekdieren, soms plantendelen en kleine vis.
Lengte tot circa: 65cm



Kroeskarper

Herkenning: Op de zijlijn liggen 33-36 schubben. De rugvin is bolrond. De 5e of de 6e vinstraal is het langst. Bekdraden ontbreken.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt voor in stilstaande wateren met veel plantengroei en een zachte bodem.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, plantendelen, dierlijk plankton en slakjes.
Lengte tot circa: 50cm



Kwabaal

Herkenning: Onder de bek bevindt zich 1 kindraad. Er zijn 2 rugvinnen waarvan de achterste (vinzoom) doorloopt totaan de staartvin. De buikvinnen bevinden zich voor de borstvinnen.
Verspreiding: Zeldzaam. Komt in kleine aantallen voor in met name het Utrechse plassengebied, in Friesland en in grote rievieren.
Voedsel: Kreeftachtigen en kleine vis.
Lengte tot circa: 60cm



Meerval

Herkenning: Er zijn 6 bekdraden aanwezig, waarvan 2 op de onderkaak, 2 in de hoeken van de zeer brede bek en 2 lange sprieten op de kop voor de zeer kleine ogen. De opvallend kleine rugvin bevind zich ver naar voren op het lichaam. Op het achterste deel van het lichaam is aan de onderzijde een vinzoom aanwezig.
Verspreiding: Zeldzaam. Komt voor in de Westeinderplassen en daarmee in verbinding staande wateren. Wordt ook regelmatig in de rivieren en op andere plaatsen gevangen.
Voedsel: Voornamelijk vis.
Lengte tot circa: 250cm



Pos

Herkenning: De rugvin bestaat uit een gedeelte met harde stekels en een gedeelte met zachte stekels. Het lichaam, inclusief de staart- en rugvin is getekend met donkere vlekjes.
Verspreiding: Algemeen. Komt met name in de grotere wateren en het IJselmeer voor.
Voedsel: Hoofdzakelijk insectenlarven en kleine kreeftachtigen.
Lengte tot circa: 20cm



Regenboogforel

Herkenning: De bovenkaak loopt door tot ver achter het oog. De voorrand van de buik-, borst- en anaalvinnen is lichtgekleurd met zwarte omranding. De staartvin is eveneens zwart omrand. Er is een vetvin aanwezig. De rug is gemarmerd licht/donker geteken.
Verspreiding: Uitheems. Komt oorspronkelijk uit Noord Amerika. Uitgezette exemplaren soms in Geul en Maas.
Voedsel: Voornamelijk insecten, insectenlarven, kreeftachtigen en soms kleine vissen.
Lengte tot circa: 5cm



Rievierdonderpad

Herkenning: De 2 rugvinnen grenzen aan elkaar, het achterste deel is beduidend langer dan het voorste deel. Op het kieuwdeksel bevindt zich een omhoog wijzend stekeltje. De ogen liggen dicht bij elkaar boven op de kop. Schubben ontbreken.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt in geringe aantallen voor in beken. Heeft een voorkeur voor een harde, stenige bodem. In groter aantal te vinden in grote rivieren en meren met stenen oevers.
Voedsel: Hoofdzakelijk insectenlarven, wormpjes en kleine kreeftachtigen.
Lengte tot circa: 15cm



Riviergrondel

Herkenning: De bek is onderstandig. Er zijn 2 bekdraden aanwezig, 1 in elke hoek van de bek.
Verspreiding: Algemeen. Komt niet alleen voor, in rievieren, maar ook plaatselijk in diverse stilstaande wateren.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven en wormpjes.
Lengte tot circa: 20cm



Rivierprik

Herkenning: De zuigbek is voorzien van een raspschijf, deze is bezet met een klein aantal tandjes. Er zijn aan elke zijde 7 kieuwopeningen. De zijden en de buik zij zilverkleurig. Bij geslachtsrijpe dieren is de rug egaal zwart.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt in gering aantal voor in de rivieren en beken. Wordt in zoetwater geboren maar trekt na 3 a 4 jaar naar zee en groeit daar verder op. Keert na enkele jaren weer terug naar het zoete water om zich daar voort te planten.
Voedsel: Volwassen prik leeft als parasiet op andere vissen in brak en zout water.
Lengte tot circa: 40cm



Roofblei

Herkenning: De punt van de onderkaak valt in een kuiltje van de bovenkaak. De brede, schuin omhoog gerichte bek loopt tot onder het oog.
Verspreiding: Uitheems, zeldzaam. Komt van oorsprong uit het stroomgebied van de Donau en Oost-Europa. Wordt steeds vaker in de grote rivieren en daarmee verbonden wateren gevangen.
Voedsel: insecten, insectenlarven en vis.
Lengte tot circa: 100cm



Ruisvoorn

Herkenning: De bek is bovenstandig. Voorzijde rugvin duidelijk achter voorzijde buikvinnen.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in ondiepe plantenrijke wateren.
Voedsel: Voornamelijk insecten en insectenlarven, soms plantdelen.
Lengte tot circa: 45cm



Serpeling

Herkenning: Kan worden verward met de blankvoorn. De bek is onderstandig. De rand van de rug- en aalvin is hol ingesneden. De iris is geelachtig.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt voor in rivieren en beken, maar is daar sterk achteruit gegaan.
Voedsel: insecten, insectenlarven en andere kleine diertjes.
Lengte tot circa: 30cm



Sneep

Herkenning: De bek is onderstandig en ligt onder een vooruitstekende neus. De hoornig, hard aanvoelende lippen vormen een vrijwel rechte spleet. Op de zijlijn liggen 56-61 schubben.
Verspreiding: Zeldzaam. Wordt hoofdzakelijk aangetroffen in het stroomgebied van de Limburgse Maas maar komt stroomafwaarts ook voor.
Voedsel: De sneep schraapt het voedsel, bestaande uit algen en kleine diertjes, met zijn bek van de stenen.
Lengte tot circa: 50cm



Snoek

Herkenning: Anaalvin en rugvin bevinden zich ver achterwaarts op het lichaam. De kop loopt uit in een platte brede bek. Het lichaam is getekend met goudkleurige stippen of strepen.
Verspreiding: Algemeen. De snoek heeft een voorkeur voor heldere wateren, omgeven door plantenrijke overzones.
Voedsel: Zijn prooi bestaat hoofdzakelijk uit vis.
Lengte tot circa: 140cm



Snoekbaars

Herkenning: De rugvinnen zijn gescheiden, waarvan de voorste uitsluitend harde stekels heeft. De bovenkaar koopt door tot achter het violet oplichtende oog.
Verspreiding: Ingeburgerd, algemeen. Komt voor in troebele en diepe heldere wateren. Heeft daarbij voorkeur voor een stevige bodem.
Voedsel: Hoofdzakelijk kleine vis.
Lengte tot circa: 120cm



Spiegelkarper

Herkenning: De spiegelkarper is van de andere karpertypen te onderscheiden doordat over het gehele lichaam een aantal onregelmatig geplaatste schubben van verschillende grootte voorkomen.
Verspreiding: Ingeburgerd, algemeen. Komt door uitzettingen in veel wateren voor.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, kleine kreefachtigen, weekdieren en wormpjes.
Lengte tot circa: 120cm



Spiering

Herkenning: Er is een vetvin aanwezig. De bek is bovenstandig. De spiering heeft een kenmerkende komkommergeur.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt wel algemeen voor in de kustprovincies, het IJselmeer en de daarmee in verbindingstaande wateren. Ook in de waddenzee en de kustwateren leeft Spiering.
Voedsel: Dierlijk plankton en kleine kreeftachtigen. Grote Spiering eet ook wel vis, meestal kleine soortgenoten.
Lengte tot circa: 20cm



Steur

Herkenning: 4 bekdraden bij de uistulpbare, onderstandige bek. In plaats van schubben zijn er 5 rijen beenplaten aanwezig. De bovenste staartlob is groter dan de onderste.
Verspreiding: Zeer zeldzaam. Leeft als trekvis in zoet en zout water, maar is uit onze binnenwateren als populatie verdwenen. In de Noordzee wordt nog zeer sporadisch een steur gevangen. In de binnenwateren worden regelmatis ontsnapte of uitgezette exemplaren van gekweekte steursoorten aangetroffen. (Sterlet, Siberische en Russische steur) (Het onderscheid is moeilijk)
Voedsel: Hoofdzakelijk kleine bodemdiertjes.
Lengte tot circa: 4m



Tiendoornige stekelbaars

Herkenning: Voor de rugvin bevinden zich 9-11 stekels. De buik is zilverkleurig. Rug- en anaalvind bevinden zich ver naar achteren.
Verspreiding: Algemeen. Heeft een voorkeur voor kleine, plantenrijke wateren.
Voedsel: Voornamelijk dierlijk plankton.
Lengte tot circa: 7cm



Vetje

Herkenning: Op het zichtbare gedeelte van de zeer korte zijlijn 7-13 schubben. De bek is bovenstandig.
Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt plaatselijk in groter aantal voor, zowel in kleine stilstaande wateren als in grote plassen. Wordt ook gevonden in beken en kleine rivieren. De aanwezigheid van het vetje wordt vaak niet opgemerkt.
Voedsel: Voornamelijk dierlijk plankton en plantaardig materiaal.
Lengte tot circa: 12cm



Vlagzalm

Herkenning: De rugvin (vlag) is zeer lang en hoog. Op het lichaam komen zwarte stippen voor. Er is een vetvin aanwezig. De vis ruikt naar tijm
Verspreiding: Zeer zeldzaam. Kwam incidenteel in de Nederlandse beken voor. In een klein aantal beken wordt getracht door uitzetting een natuurlijke vlagzalmstand terug te krijgen.
Voedsel: Voornamelijk insecten, insectenlarven, en kleine vis.
Lengte tot circa: 50cm



Winde

Herkenning: De kleine bek is eindstandig. De rand van de anaalvin is ingesneden. Op de zijlijn liggen 56-61 schubben.
Verspreiding: Algemeen. Vooral in het IJselmeer en aangrenzende wateren, in de Biesbosch en het Haringvliet en elders in de grote rivieren. Kan door uitzetting ook voorkomen in afgesloten wateren.
Voedsel: insecten, kleine kreeftachtigen en soms ook kleine witvis.
Lengte tot circa: 80cm



Zalm

Herkenning: Er is een vetvin aanwezig. Tussen de achterkant van de vetvin en de zijlijn liggen 10-13 rijen schubben. De bovenkaak loopt door tot achter het oog.
Verspreiding: Zeldzaam. Zalm trekt vanuit zee de rivieren op om zich in de beken aan de bovenloop voort te planten. Uit de Nederlandse rivieren is de zamstand verdwenen. Wordt zo nu en dan nog wel eens aangetroffen.
Voedsel: Voornamelijk insecten, insectenlarven, kreeftachtigen en vis.
Lengte tot circa: 150cm



Zeeforel

Herkenning: Kan worden verward met de zalm. Heeft een vetvin. Tussen de achterkant van de vetvin en de zijlijn liggen 14-17 rijen schubben. De bovenkaak loopt door tot achter het oog. Op het lichaam komen zwarte, min of meer kruisvormige vlekjes voor.
Verspreiding: Zeldzaam. Wordt in toenemende mate aangetroffen in het IJselmeer en de rivieren, maar komt meer voor langs de Noordzeekust en de Wadden.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, kreeftachtigen en vis.
Lengte tot circa: 120cm



Zeelt

Herkenning: De iris van het oog is oranje gekleurd. De vinnen zijn bolrond. Er zijn 2 korte bekdraden aanwezig. Onder de dikke slijmhuid bevinden zich op de zijlijn 95-120 kleine schubben.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in wateren met veel plantengroei en een zachte bodem.
Lengte tot circa: 60cm



Zeeprik

Herkenning: De zuigbek is voorzien van een raspschijf, deze is bezet met een klein aantal tandjes. Er zijn aan elke zijde 7 kieuwopeningen. Het lichaam is licht/donker gevlekt.
Verspreiding: Zeldzaam. Trekt vanuit de zee de rivieren op om te gaan paaien.
Voedsel: Volwassen prik leeft als parasiet op andere vissen in brak en zout water.
Lengte tot circa: 90cm



Zilverkarper

Herkenning: De zilverkarper lijkt sterk op grootkopkarper.
Verspreiding: Uitheems. Deze van oorsprong uit China afkomstige karper kan in ons land worden aangetroffen. Via de grote rivieren komt een enkele maal een uitgezet exemplaar van dit soort ons land binnen.
Voedsel: Voornamelijk algen.
Lengte tot circa: 100cm



Zonnebaars

Herkenning: Op het kieuwdeksel bevindt zich vaak een oranje-rode, zwart omrande vlek. De rugvin bestaat uit één geheel, waarin echter een gedeelte met harde stekels en een hoger gedeelte met zachte stekels zijn te onderscheiden. Het lichaam is opvallend getekend met blauwachtige flanken, bezet met geelbruine en rode vlekjes.
Verspreiding: Ingeburgerd, zeldzaam. Komt oorspronkelijk uit Noord Amerika. Wordt in ons land voornamelijk aangetroffen in vennen en plantenrijke wateren in Noord Brabant. Verder op sommige plaatsen in en langs de Limburgse Maas en in Noord- en Zuid Holland.
Voedsel: Hoofdzakelijk dierlijk plankton, insecten(larven) en visbroed.
Lengte tot circa: 15cm



Zwarte Amerikaanse dwergmeerval

Herkenning: Kan worden verward met de bruine Amerikaanse dwergmeerval. SDe buitenste rand van de anaalvin steekt donker af bij de rest van de anaalvin. Er zijn 8 bekdraden aanwezig, waarvan 4 op de onderkaak, 2 in de hoeken van de bek en 2 op de kop. De stekels van de borstvinnen zijn aan de binnenkant niet of zwak getand. Er is een vetvind aanwezig.
Verspreiding: Uitheems, zeer zeldzaam. Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. Er zijn slechts enkele waarnemingen bekend.
Voedsel: Insectenlarven, slakjes, visjes en plantendelen.
Lengte tot circa: 35cm

Joomla SEF URLs by Artio