Inleiding

Het vliegvissen is een tak van hengelsport waarbij we een imitatie van een insect of een insecten larf aan de vis aanbieden met een speciale hengel en een speciale lijn. Ook is het mogelijk om op deze manier imitaties van visjes te presenteren om zo bijvoorbeeld snoek te vangen. Uitgangspunt is dat het aas nagenoeg gewichtloos is, en de lijn als werpgewicht fungeert.

De vliegvisserij is niet nieuw. In 1496 verscheen in Engeland het allereerste boek dat het vliegvissen beschreef. Dat boek heette "the Treatyse of fishing with an angle" (verhandeling over het vissen met een vishaak/hengel) en is volgens de overlevering geschreven door een vrouw, namelijk Dame Julyana Bernes, en zij was ook nog eens een non! Uit nog oudere inscripties uit Macedonië is door geleerden een beschrijving van een kunstvlieg gevonden, waarbij rode wol en een nekveer van een haan werden gebruikt, en die materialen gebruiken we eigenlijk nog steeds.... In feite is het vliegvissen gebaseerd op het feit dat de levenscyclus van heel veel insecten in en om het water plaatsvindt. Heel veel insecten (muggen, kokerjuffers, libelles, meivliegen) leggen hun eitjes in het water. Die eitjes komen onder water uit en worden dan larven. Deze larven kunnen soms een aantal maal van gedaante veranderen, maar leven onder water. Na een bepaalde tijd zal zo'n larf opstijgen en in het water oppervlak weer van gedaante veranderen en dan een vliegend insect worden! Bijna alle stadia van deze insecten kunnen we met onze vliegen nabootsen. Een bekende larf die vliegvissers kunnen imiteren, bijvoorbeeld, is die van de mug, de rode muggenlarf. ( Vers de Vase )


De vliegen

We onderscheiden verschillende groepen van kunstvliegen die elk weer bestaan uit wellicht duizenden verschillende vliegen. Die vliegen hebben bijna allemaal een naam. Die naam is soms een nummer, maar ook allerlei exotische namen worden aan deze vliegen gegeven. Vaak komt in de naam ook het in de vlieg toegepaste materiaal terug. Het recept voor een vlieg wordt ook wel patroon genoemd. Voor het maken van de vliegen worden legio materialen gebruikt. Zowel natuurlijke materialen als kunststoffen worden toegepast bij het bouwen van kunstvliegen. Natuurlijke materialen zijn veren, haar, en soms huid van een veelheid aan diersoorten. Bekende veren zijn die van hanen, patrijs,en fazant. Haar van eekhoorn, hert, en vos. Huid van paling. Kunststoffen zijn: folie, foam, metaaldraadjes, en kunstharen.

Droge vliegen

Dit zijn vliegen die op het water drijven. Ze imiteren insecten die op het wateroppervlak zitten om eitjes te leggen, of insecten die uitkomen, en in het wateroppervlak van gedaante wisselen (van larf naar vliegend insect), maar ook insecten die per ongeluk in het water terechtkomen, zoals mieren, sprinkhanen, etc. Deze vliegen blijven drijven door hun constructie en of de toegepaste materialen, en eventueel geholpen door een smeerseltje.

Natte vliegen Dit zijn dus, inderdaad, vliegen die onder water gaan. Deze vliegen imiteren onderwater insecten, insecten die even onder water zwemmen om hun eitjes te leggen, visbroed.

Nimfen Deze groep vliegen imiteren de larven van insecten in diverse stadia De larven leven dus onder water en veelal vlak bij de bodem. Meestal word daarom bij de constructie van de vlieg gewicht ingebouwd met behulp van fijn lood of koperdraad, maar ook bijvoorbeeld door een massief messing kraaltje op de haak te monteren. Zodoende zinkt de nimf goed af en kunnen we er diep mee vissen.

Streamers

Dit zijn vliegen die meestal een visje imiteren, maar soms ook een kikker of een muis ! Ze zijn vaak fors van afmeting. Een bekende vliegvisser betitelde zijn snoekstreamers als: "getakelde cavia's". Voor het vissen met deze vliegen is vaak ook een zwaardere hengel nodig.

Een setje door de auteur zelfgebonden zalmvliegen.Zalmvliegen


Dit is een beetje een apart verhaal. Bij het vissen op zalm op rivieren met behulp van een vliegenhengel vis je op vissen die vanuit zee de rivieren optrekken om te paaien, maar die eigenlijk niet echt meer eten. Het is daarom nog steeds een beetje raadselachtig waarom de zalm de vlieg pakt. Een aantal zalmvliegen zijn imitaties van garnalen, want dat is het hoofdvoedsel van de zalm in zee. Men neemt aan dat de zalm uit reflex hapt zodra hij denkt een garnaal te zien. De meeste zalm vliegen zijn vaak lekker gekleurd, en wellicht leiden opvallende kleuren ook tot een bijtreflex. Verder is bekend dat de natuur erg efficiënt is en als de zalmen kuiten, zal het kuit dat wegspoelt en dus niet tot wasdom zal komen opgevreten worden door de zalmen. Ook andere vissen doen dit, o.a. forellen. Vandaar dat er ook "vliegen" bestaan die een zalmeitje imiteren. Er bestaat zelfs een “vlieg” met de welluidende naam: the eggsucking leech. Ofwel in het Nederlands: de eiuitzuigende bloedzuiger. En dus is er een imitatie van een bloedzuiger die een zalmeitje leegzuigt! Er zijn nog een aantal vliegen die niet direct in een van de groepen zijn in te delen. Bijvoorbeeld de ook in de polder en de Waal voorkomende vlokkreeftjes. Meestal rekenen we deze imitaties tot de nimfen. Een andere vlieg is de emerger, daar bedoelen we het insect dat in het wateroppervlak hangt mee, en op het punt staat om te veranderen in een vliegend insect. Dat is dus eigenlijk een natte en een droge vlieg tegelijk. Gesopt zou je kunnen zeggen.

Vliegenbinden


Sommige hebben het als hobby binnen een hobby, anderen zien het als een noodzakelijke aanvulling op hun hobby en weer anderen zien het als een manier van leven. Hoe je er echter ook tegenover staat, een vis vangen aan een zelfgebonden vlieg is echt super! De meeste vliegvissers in Nederland binden dan ook hun eigen vliegen.


Materialen

Hengels

Hengels worden nog steeds geklasseerd met het zogenaamde aftma principe. Hoe hoger het aftma nr., hoe zwaarder de hengel/ lijn combinatie. Voor de polder en lichte forel visserij is een 4 hengel uitstekend geschikt. Je kunt met een aftma 4 hengel van 9 voet (270 cm) lengte in zeer veel omstandigheden vissen. Het is natuurlijk logisch dat je met een hengel niet alle visserijen kunt afdekken. Het is net als met hamers, met een hamertje van 200 gram ga je geen spijkers van 20 cm in een balk slaan. Het kan wel, maar het is niet echt handig, nog afgezien de tijd dat zoiets kost.... Dus met een 4 hengel kun je niet echt optiemaal snoeken met streamers. Dan heb je meer aan een 8, of 9 hengel. Maar je kunt wel in alle polder wateren , stromende beken, grote rivieren, enz op forel, blankvoorn, ruisvoorn, brasem, baars, winde vissen! Met droge vliegen, natte vliegen, nimfen, en eventueel heel kleine streamertjes.

Lijnen

Net zoals bij de hengels, worden lijnen geklasseerd met het zogenaamde aftma-systeem. Hoe hoger het nummer, hoe zwaarder de lijn. Verder onderscheiden we bij de lijnen diverse verschijnings vormen. Allereerst de opbouw van de lijn. Er zijn 2 hoofd vormen, namelijk de doubletaper [DT], en de weightforward [WF] lijn. De double taper is een lijn met zowel aan de voor, als aan de achterkant van de lijn een identieke opbouw. De lijn begint met een dunne punt (waaraan de onderlijn komt). Daarna volgt de taper , dit is het stuk lijn dat van dun naar dik loopt. Dan volgt het dikke gedeelte, de belly. En na ongeveer 20 meter zal weer een verdunning optreden naar een punt. Je kunt zo'n lijn dus omdraaien. De WF lijn heeft het zelfde begin, echter na ongeveer 9 meter word de lijn aanzienlijk dunner. Dit heeft als voordeel dat je bij worpen die de 9 meter overschrijden de lijn gemakkelijker kunt schieten. De dunnere lijn geeft namelijk minder wrijving weerstand in de ogen. Bij het bepalen van het werpgewicht van een hengel/lijn wordt uitgegaan van ongeveer negen meter vliegenlijn. Het idee hierachter is dat met 9 meter vliegen lijn, een leader van 2,5 meter en een hengel van 2,5 meter, je een afstand van ongeveer 14 meter kunt overbruggen. En dat is dan weer een beetje de gemiddelde visafstand bij het vliegvissen. Een andere indeling van de lijnen is; drijvend, zinkend in diverse zinksnelheden, en intermediate . De laatst genoemde lijn is een soort tussenvorm, die ingevet soms drijft en anders zo langzaam zinkt dat hij min of meer zweeft. De drijvende lijn is in het algemeen de meest toegepaste lijn.

Reel


De reel is voor wat betreft de lichtere hengels eigenlijk niet meer dan een opslagplaats voor de vliegenlijn. Vissen we echter op grotere en sterkere vissen willen we toch wel een soort slipmechanisme op de reel, en zijn de eisen aan de reel wat hoger. Bovendien is het zaak om voor wat betreft de lijn capaciteit van de reel rekening te houden met nog een flink aantal meters volglijn, ofwel de backing. Een gemiddelde vliegenlijn is 25 tot 30 meter lang als je dus na een lange worp direct een aanbeet krijgt van een grote vis heb je die volglijn al snel nodig!

Leader

Hoewel de vliegen lijn in een punt uitloopt, is deze punt veel te dik om er je vlieg aan te knopen. Daarom moet er nog iets tussen. Een onderlijn die we de leader noemen. Er zijn diverse soorten maar het meest worden leaders toegepast van nylon. Ook de leader loopt, net als de punt van de vliegenlijn, van dik naar dun. Het dikste gedeelte word met een speciale knoop of een lusverbinding aan de vliegen lijn bevestigd. Aan de punt kun je direct je vlieg knopen, maar meestal knoop je er eerst nog een stuk nylon aan in de gewenste visdikte. Dit noemen we de tip. Hierdoor zal de punt van je leader langer mee gaan en word hij na iedere vliegwissel niet korter.

Overig Hoewel er een gigantisch scala aan hulpstukken en gadgets bestaat voor de vliegvisser zijn er maar een paar echt belangrijk. Een schaartje om nylon te knippen (of soms om een vlieg wat te modelleren) is best nodig. Ook een onthaaktangetje is onmisbaar. Er bestaan echter ook schaartjes die beide eigenschappen in zich verenigen, ze zijn bijzonder praktisch. Bovendien kun je met de meeste van deze schaartjes makkelijk de weerhaak plat knijpen. Een vliegen doos in een of andere vorm is natuurlijk ook onmisbaar, want vliegen los in je tas, of jaszak is natuurlijk niet handig.... Een blikken sigarendoosje met wat foam er in geplakt werkt eigenlijk net zo goed als een superdure, handgemaakte, aluminium doos, maar niet verder vertellen natuurlijk! Verder zijn een aantal klosjes nylon, of ander materiaal in diverse diktes wel handig om af en toe je tip te vervangen of aan te passen. Lijnvet om je vliegenlijn, en of leader wat beter te laten drijven, wat vet om je droge vlieg beter te laten drijven. Een klein tasje, of een echt vliegvisvest om je spulletjes in te vervoeren. Je kunt het zo bont maken als je zelf wilt.

Oh ja nog één item dat niet mag ontbreken in je uitrusting. De vergunning(en), en de Vispas! Echt belangrijk. Niet om te voorkomen dat je een bekeuring krijgt. Maar om te zorgen dat we kunnen blijven vissen. In gezond water met een gezonde visstand!


Vistechnieken

Vissen met de droge vliegEen zeer fraaie ruisvoorn gevangen bij de Wevershoeve aan een nimf.

Het vissen met de droge vlieg gebeurt op het water. Je ziet je vlieg dus drijven. Je ziet dus ook dat de vlieg gepakt wordt, wat het geheel best spectaculair maakt. Uiteraard gebruik je hiervoor een drijvende vliegen lijn. Vissend in een polder, maar ook in een stadsgracht, een wetering in het park , de Rijsoordse waal, is het vaak zaak om de vis te trachten te lokaliseren. Hoofd doel op dit soort wateren zal met de droge vlieg vooral de ruisvoorn zijn. Als de omstandig heden goed zijn laten de ruisvoorns zich vaak best wel zien aan de oppervlakte. Vind je een schooltje ruisvoorns probeer ze dan voorzichtig zo dicht mogelijk te benaderen en probeer vervolgens de vlieg zo luchtig mogelijk op het water te plaatsen. De kleinere vissen storten zich soms met veel bravoure op je vlieg en dat is best wel leuk. Zitten er echter ook grotere voorns, die snippen meestal je vlieg zo heel bedeesd van de oppervlakte naar binnen, zomaar net een klein kringetje achterlatend waar net je vliegje nog dreef ! Afijn een enerverende visserij dus. Maar als je de vis de vlieg ziet pakken niet gelijk slaan, nou ja slaan…., Het is meer bedeesd de hengel heffen maar wel even een tel wachten. Meestal laat je de vlieg gewoon stil liggen, maar soms helpt het om de vlieg een klein beetje te bewegen. Normaal gesproken zal een vlieg op het water, of daar per ongeluk terecht zijn gekomen, of daar zijn om eitjes te leggen, maar in beide gevallen zal de vlieg redelijk stil zitten. Een uitzondering daarop echter vormt de kokerjuffer of de sedge. Dit insect kan dus hele afstanden over het wateroppervlak afleggen! Dus een imitatie van deze vlieg zou je over het wateroppervlak kunnen binnen vissen. Je ziet deze vliegen soms van die v-sporen op het water maken.

Vissen met de nimf

Geleerden hebben onderzoek gedaan, maar ook een gewone visser zou dat zomaar kunnen opmerken, en geconstateerd dat de meeste vissen hun voedsel voor het grootste gedeelte ONDER water vinden. Ruisvoorns, forellen, vlagzalmen, blankvoorns, windes, karpers, nemen regelmatig voedsel van het wateroppervlak. Maar toch bestaat het hoofdaandeel van het voedsel dat ze tot zich nemen uit onderwater voedsel. Wellicht plantaardig soms, maar vaak ook dierlijk, in de vorm van larven. Ofwel insectenlarven dus. En dat kunnen de vliegvissers weer imiteren! Dit noemen we nimfen. Ze komen voor van de bodem tot aan het wateroppervlak. Vissend met de nimf zul je dus uit moeten zoeken op welke diepte je de nimf moet aanbieden om hem vangend te maken. Vaak is het bindpatroon van de nimf minder belangrijk dan de diepte waarop je hem aanbied aan de vis! Vaker speelt de kleur een rol. Voor het Waaltje zijn bijvoorbeeld in de zomer de kleuren bruin en zwart goed , maar in de winter kan grijs bijzonder succesvol blijken. Omdat je de nimf onder het wateroppervlak vist , kun je dus niet zien dat de vis je vlieg pakt zoals bij de droge vlieg. Een beetverklikker in een of andere vorm kan dan zeer nuttig zijn. Als het bijvoorbeeld zeer koud is, en de vis zeer voorzichtig aast, en als het weer erg rustig is, is het voldoende om een gedeelte van de leader goed in te vetten. Het punt waar je leader onder water duikt is dan je beetverklikker. Een trilling, het plotseling wegduiken van dat punt van de leader, reden om trachten de haak te zetten! Onder andere omstandigheden, bijvoorbeeld meer wind, kan het nuttig zijn om een beetverklikker te gebruiken. Er zijn diverse soorten, maar meest gebruikt zijn de volgende: 1. Een kant en klare verklikker, een soort dobbertje, dat je met een stokje of iets dergelijks op je leader bevestigd. 2. Soort pluis van een drijvende wol. 3. Een kneed bare drijvende substantie. (Werkt best goed, al was het alleen maar omdat je het formaat van de verklikker makkelijk kunt aanpassen aan de omstandigheden.) Buiten deze veel gebruikte soorten, is een stukje fel oranje vliegenlijn van 1 cm dat op je leader is geschoven vaak voldoende als beetindicator. Ook voor deze visserij worden meestal drijvende lijnen gebruikt. Met behulp van de leader word dan de diepte bepaald waarop je nimf word aangeboden. Een vuistregel is: gewenste visdiepte is de helft van de leader lengte. Wil je je nimf dus op een meter diepte presenteren heb je dus een leader nodig die voor minimaal 2 meter zinkt!


Tenslotte

Het vliegvissen is, en blijft een fascinerende hobby. Geen enkele visdag is dezelfde en we weten nooit echt op voorhand wat ons die visdag te wachten staat. We starten altijd met een bepaalde verwachting, maar of die zal ingevuld worden, hangt van heel wat factoren af. Zo kunnen wij wij als vliegvisser nooit het weer bepalen en nog minder het aasgedrag van de vissen. Wat we wel kunnen, is zorgen dat het materiaal tiptop is. Gewoon niets aan het toeval overlaten en iedere visdag op de best mogelijke manier voorbereiden. Een groot deel van het succes aan de waterkant is te zoeken in de tijd die men investeert om een visdag tot in de puntjes te plannen en ervoor zorgen dat men alles bij de hand heeft.

Joomla SEF URLs by Artio